De adelaar (Metafoor)
Een man ving eens een jonge adelaar. Thuisgekomen zette hij hem bij zijn kippen en gaf hem kippenvoer te eten. Vijf jaar later kwam een natuuronderzoeker bij hem op bezoek. Terwijl ze door de tuin liepen, zei deze: “Die vogel is een adelaar, geen kip.”
“Ja” zei de eigenaar, “maar ik heb een kip van hem gemaakt. Het is nu geen adelaar meer.”
“Het is toch een adelaar,” zei de natuurliefhebber, “en dat zal ik je laten zien.”
De natuurkenner nam de adelaar op, hield hem omhoog en zei met klem: “Adelaar, je bent een adelaar, je hoort in de lucht en niet op aarde, strek je vleugels en vlieg!” Maar toen de adelaar de kippen hun voer zag pikken, wipte hij naar beneden. De eigenaar zei: “Ik zei je toch al dat het een kip is.” “Nee,” zei de natuuronderzoeker, “het is een adelaar en dat zal ik bewijzen.”
De volgende morgen nam hij de adelaar mee naar het dak van het huis en zei: “Adelaar, je bent een adelaar, strek je vleugels en vlieg.” Maar weer sprong de adelaar, toen hij de kippen graan zag pikken, naar beneden en begon met hen te eten. De eigenaar zei: “Ik zei je toch al dat het een kip is.” “Nee, het is een adelaar, en hij heeft nog het hart van een adelaar. Geef hem nog één kans.”
De volgende morgen nam hij de adelaar mee naar een hoge berg. Daar tilde hij de adelaar op en zei tegen hem: “Adelaar, je bent een adelaar, je hoort in de lucht, strek je vleugels en vlieg!”
Opeens strekte de adelaar zijn vleugels, en met een schreeuw steeg hij op, al hoger en hoger, en keerde niet terug.