-Goede morgen, zei de vos.
-Goedemorgen, zei de prins beleefd en hij draaide zich om maar zag niets.
-Hier ben ik, onder de appelboom, zei de stem.
-Wie ben je? vroeg het prinsje. Je bent beeldig.
-Ik ben een vos, zei de vos.
-Kom met me spelen, stelde het prinsje voor, ik ben zo verdrietig . . .
-Ik kan niet met je spelen, zei de vos. Ik ben niet tam.
-O, pardon, zei de kleine prins.
Maar bij nader inzien vroeg hij:
-Wat is dat, “tam”?
-Jij komt niet uit deze buurt, zei de vos. Wat doe je hier?
-Ik zoek de mensen, zei het prinsje. Wat betekent “tam”?
-De mensen, zei de vos, hebben geweren en ze jagen. Dat is erg lastig! Ze houden ook kippen. Dat is hun enige nut. Zoek je kippen?
-Nee, zei het prinsje. Ik zoek vrienden. Wat betekent “tam”?
-Dat is nogal een vergeten woord, zei de vos. Het betekent “verbonden”.
-Verbonden? . . .
-Ja zeker, zei de vos. Jij bent voor mij maar een klein jongetjes als alle andere kleine jongetjes. En ik heb je niet nodig. Ik ben voor jou een vos als alle andere vossen. Maar als je me tam maakt, dan zullen we elkaar nodig hebben. Dan ben je voor mij enig op de wereld en ben ik voor jou enig op de wereld . . .