De vuilniswagen (Metafoor)
Op een dag pakte ik een taxi en we vertrokken naar de luchthaven. De taxi-chauffeur reed keurig netjes op de rechter rijstrook, toen er plotseling een auto uit een parkeerplaats de weg op schoot. De taxi-chauffeur ging vol in de remmen, slipte en miste de andere auto met een paar centimeter.
De chauffeur van de andere auto schudde met zijn hoofd en begon te schreeuwen naar ons. De taxi-chauffeur lachte en zwaaide naar de man. En echt waar, oprecht vriendelijk. Zo oprecht dat ik vroeg: ‘Waarom doe je dat? Deze man rijdt ons bijna het ziekenhuis in.’
‘Tja,’ zei de taxi-chauffeur, ‘dat is wat ik noem de wet van de vuilniswagen.’ Hij legde uit dat mensen regelmatig vuilniswagens zijn. Ze lopen rond met vuilnis, zoals frustratie, boosheid en teleurstelling. Als hun vuilnis zich opstapelt, moeten ze een plek vinden om het te dumpen. Soms dumpen ze het op mij.
Ik vat dit niet persoonlijk op. Ik glimlach, ik zwaai, ik wens ze het allerbeste en ga vrolijk verder. Ik neem hun vuilnis niet aan. En ik neem hun vuilnis niet mee naar andere mensen op het werk, thuis of op straat.