Koekjes (Metafoor)
Een vrouw stond te wachten op het vliegveld. Ze kocht een boek en een zak met koekjes. En ze vond een plek om rustig te gaan zitten. Ze begon met lezen en het boek greep haar aandacht. Naast haar kwam een stevige man zitten. De man pakte een koekje uit de zak, die tussen hen in lag.
De vrouw probeerde dit te negeren om een scène te vermijden. Dus nam ze zelf ook nog menig koekje. En de man naast haar, de koekjesdief, bleef ook lekker door eten. De vrouw raakte geïrriteerd. Ze dacht: ‘het is dat ik zo’n aardig persoon ben, anders zou ik hem eens goed de les leren…’
Met elk koekje dat ze at, nam de man ook een koekje. Toen er uiteindelijk nog één koekje over was, pakte de man het koekje en brak het in twee stukjes. Hij bood haar de ene helft en at zelf de andere helft op. De vrouw werd nijdig. ‘Ahh, wat is hij onbeleefd, ongelofelijk. Hij toont niet eens een klein teken van dankbaarheid…’
De vrouw zuchtte uiteindelijk van opluchting toen haar vlucht werd omgeroepen. Ze stond zonder blikken of blozen op en liep snel weg. Eenmaal in het vliegtuig ging de vrouw zitten in haar stoel. Ze pakte haar boek en wat vond ze in haar tas… haar eigen zak met koekjes. Vol verdriet realiseerde ze zich: ‘Ohh, het was te laat voor excuses. Ze was zelf de dief geweest. En nog wel een hele ondankbare ook…’